FRANCISCO
TARREGA ( 1852-1909 )
Francisco
Eixea Tarrega mogen we beschouwen als de grondlegger van de moderne
gitaarschool.
Het
zit Francisco niet erg mee in het leven : hij is van nederige afkomst, heeft met
allerlei zorgen te kampen en lijdt bovendien aan een pijnlijke oogziekte. Toch
zal hij de wereld verbazen door zijn groot talent, zijn wilskracht en zijn
pedagogisch inzicht.
Zijn
eerste gitaarlessen krijgt hij van een plaatselijk gitarist, Manuel Gonzalez. Op
elfjarige leeftijd hoort hij Julien Arcas ( 1 ) spelen en wordt zijn leerling.
In 1874 studeert hij piano en harmonie en een jaar later reeds behaalt hij zijn
eerste prijs harmonie en compositie. Zijn liefde gaat echter uit naar de gitaar.
Hij concerteert o.m. te Parijs, met veel succes, maar trekt zich terug uit het
concertleven om zich geheel aan het gitaaronderricht te wijden. Later wordt hij
zelfs professor aan de conservatoria van Madrid en Barcelona.
Alhoewel
Tarrega op gitaristiek gebied geniaal is, toch onderwerpt hij zijn composities
aan de kritiek van zijn vrienden. Hij heeft veel leerlingen die later grote naam
maken als gitaarvirtuoos of die zijn voorbeeld navolgen en zich zeer
verdienstelijk maken door gitaaronderricht te verstrekken.
Enkele
van deze leerlingen :
Spanje
: Daniël
Fortea ( 2 )
Severino Garcia Fortea ( 3 )
Miguel Llobet ( 4 )
Emilio Pujol
Alberto Obregon ( 5 )
Josefina Robledo ( 6
)
Italië
:
Maria Rita Brondi ( 7 )
Argentinië
: Domingo Prat ( 8 )
Cuba
:
Pascual Roch ( 9 )
Juan Martin Sabio (
10 )
Tarrega
begint ook een methode uit te werken. Er worden speelregels vastgelegd, de
techniek wordt verbeterd ( b.v. door het toevoegen van het gebruik van de
ringvinger van de rechterhand ), de beste houding gezocht om met volledige
vrijheid te kunnen spelen ( gitaar op linkerdij, ligging rechtervoorarm, houding
beide handen, vooral van de rechterhand : vóór Tarrega steunen alle gitaristen
met de pink op het bovenblad, zelfs van Tarrega bestaat een jeugdfoto ( 15 jaar
) waarbij hijzelf nog de pink op het bovenblad steunt, naar het voorbeeld van
zijn leraar Arcas ); ook nieuwe mogelijkheden en effecten worden gevonden. Kort
gezegd : Tarrega breekt met de legende dat de gitaar een begeleidingsinstrument
is, hij toont aan dat de gitaar als solo-instrument volwaardig naast de andere
instrumenten mag staan.
Alle
mogelijkheden inzake toonladders, gebroken akkoorden, legato, instrumentale
effecten zijn door hem uitgetest. Jammer genoeg is hij door een voortijdige dood
niet in staat geweest dit alles schriftelijk tot één geheel, een methode, te
verwerken. Wel zijn er veel afzonderlijke studies en stukken verspreid onder
zijn leerlingen en vrienden, doch alle pogingen, vooral van Pujol, om ze bijeen
te brengen faalden.
We
kunnen de verdiensten van Tarrega niet hoog genoeg naar waarde schatten : hij
onttrekt de gitaar aan de vergetelheid en als de gitaar nu zulk een hoge vlucht
neemt, is dit voor het grootste deel aan Tarrega te danken.
Tarrega
zoekt geen persoonlijk succes. De hele wereld staat voor hem open, waar hij wil
kan hij concerteren. Hij verkiest echter de intimiteit van zijn woning boven het
succes. Daar speelt Tarrega voor zijn vrienden.
In
1909 sterft Tarrega te Barcelona en wordt er begraven. Zes jaar later wordt zijn
stoffelijk overschot overgebracht naar zijn geboortedorp Castellon de la Plana,
waar men hem een standbeeld opricht.
Enkele
voorname werken :
Capricho
Arabe, Recuerdos de la Alhambra (
11 ), Danza Mora, Preludes, Studies enz.
Karl
Scheit gaf in 1961 uit : Complete Preludes, en in 1969 Complete technical
Studies ( Universal Edition, Wenen ). lsaac Albeniz ( 12 ) en Enrique Granados (
13 ) laten Tarrega pianostukken omwerken voor gitaar, waarbij Albeniz opmerkt
dat de gitaarversie beter is dan het originele pianowerk. Tarrega bewerkt ook
voor gitaar de voor klavier geschreven "Serenata Espagnola" van Joaquin
Malats ( Barcelona, 1872-1912 ).
Het
is Tarrega die de renaissance van de gitaar inluidt, een renaissance die nog
steeds voortduurt en een blijvend karakter schijnt aan te nemen.
(
1 ) Julian Arcas ( 1832-1882 ),
Spaans gitaarvirtuoos en componist. Bevriend met de gitaarbouwer Torrès, staat
hij deze met raad en daad (financiële hulp) bij. Zijn Torresgitaar noemde hij
«El Leone». Ongeveer tachtig werken voor gitaar werden gepubliceerd; ze zijn
gebaseerd op de volksmuziek ( bolero's, soleares, jota's... ).
( 2 )
Daniël Fortea ( 1878-1953 ),
Spaans gitarist en componist. Schrijft een gitaarmethode en veel volkse muziek.
Sticht de uitgeverij «Biblioteca Fortea» die honderden gitaarwerken
publiceert. Hij heeft als voornaamste leerling Sainz de la Maza.
(
3 )
Severino Garcia Fortea ( +
1931), Spaans gitaarvirtuoos die ook een uitgeverij van gitaarmuziek opricht.
( 4 )
Miguel Llobet ( 1878-1937 ), Spaans gitaarvirtuoos en pedagoog. Hij
wordt eerst kunstschilder op aandringen van vader die beeldhouwer is. Zijn
liefde gaat echter naar de gitaar, al is hij een voortreffelijk portretschilder.
Bij zijn schitterende concerten ( o.m. in Argentinië ) krijgt hij staande
ovaties. Men noemt hem de Casals van de gitaar. Llobet schrijft weinig muziek (
hij bewerkt voor gitaar de Spaanse dansen V en X voor klavier van E. Granados,
en Catalaanse volksliederen ). Hij sterft aan een longaandoening als gevolg van
het verblijf in koude, vochtige kelders (luchtbombardementen) tijdens de Spaanse
burgeroorlog. Zijn voornaamste leerlingen zijn Maria Luisa Anido ( 1907-
) en José Rey de la Torre ( 1917-
).
(
5 )
Alberto Obregon ( 1872-1922 ),
Spanje. Begint gitaar te spelen uit liefhebberij. Hij reist eerst naar
Australië waar hij gitaarleraar wordt en later naar Zuid-Afrika waar hij
eveneens les geeft. Terug in Spanje hoort hij Tarrega spelen, wat voor hem een
openbaring is. Hij wordt dan leerling van Tarrega en componeert enkele lichte
werkjes.
(
6 )
Josefina Robledo, Spanje. Leerlinge van Tarrega. Ze brengt het
grootste deel van haar leven door in Brazilië, waar ze door haar concerten en
haar onderricht van grote betekenis is voor de gitaar. Een van haar leerlingen
is de Braziliaan Osvaldo Soares.
( 7 )
Maria Rita Brondi ( 1889-1939
), Italië, van Vlaamse afkomst. Ze krijgt gitaarles van Luigi Mozzani en later
van Tarrega. Concerteert in Praag, Wenen, Parijs, Londen, Rome enz. Schrijft een
boekwerk : «Il liuto e la chitarra», Bocca 1926 Torino ( herdruk Forni 1978
Bologna ) en stukken voor gitaar.
(
8 )
Domingo Prat ( 1886-1944 ),
Spanje. Vestigt zich in Argentinië en voert er de Tarregaschool in.
Bekend is zijn leerlinge Maria Luisa Anido, een buitengewoon talent, die ook nog
een duo zal vormen met Llobet; ze is professor aan het conservatorium van Buenos
Aires. Prat schrijft het omvangrijk werk «Diccionario de Guitarristas» ( 1934,
Romero y Fernandez, Buenos Aires ).
( 9 )
Pascual Roch ( 1860-1921 ),
Spaans gitaarleraar die emigreert naar Cuba. Hij bouwt ook gitaren : het gewone
type heeft als etiket «Fabrica de Guitarras, Bandurrias y Laudes, Pascual Roch,
146 San Vicente, Valencia», het betere model «D. Francisco Tarrega, eminente
guitarrista». Roch is echter vooral bekend door zijn Metodo
moderno para guitarra in drie delen ( 1924, Schirmer, New York ).
(
10 )
Juan Martin Sabio ( 1868-1920
), Cuba. Een leerling van Sabio, Severino Lopez, werd de eerste leraar
van Rey de la Torre, de bekende gitaarvirtuoos.
( 11 )
Herinneringen aan het Alhamhra : het Alhambra is een theater in Madrid
waar Tarrega gratis concerteert met een liefdadig doel. Het is zijn eerste
concert en het succes is zo overweldigend dat hij besluit zich uitsluitend aan
de gitaar te wijden.
( 12 )
Isaac Albeniz ( 1860-1909 ),
Spaans componist en pianist. Munt uit in zijn pianowerken,
vooral in de Iberia-suite. Hij vindt zijn inspiratie in de Andalusische
volksmuziek.
(
13 )
Enrique Granados ( 1867-1916 ), Spaans componist en pianist. Stichter
van het conservatorium van Barcelona. Richt zich vooral op de Madrileense
volksmuziek. Gekend door zijn Spaanse dansen. Verdronk tengevolge van een
torpedering in de eerste wereldoorlog.