Dowland
Start Componisten Varia Vormen Partituren-mp3 Links

 

Omhoog

JOHN DOWLAND ( 1562-1626 )

De Engelse bloeiperiode van de luit is zeer kort doch zeer vruchtbaar. Tussen 1597 en 1622 zijn niet minder dan 30 boekdelen bekend ( zang met luitbegeleiding ). De voornaamste van de luitcomponisten uit deze periode is ongetwijfeld John Dowland. Engeland heeft meer zulke bloeiperiodes gekend, zoals in het begin van de 15de en op het einde van de 17de eeuw. Telkens is er één componist die ver boven de anderen uitreikt, wat wel eens aanleiding geeft tot overwaardering :

15de eeuw : John DunstabIe ( 1 ) - 16de eeuw : John Dowland - 17de eeuw : Henry Purcell ( 2 ).

Al mag Dowland reeds op 17-jarige leeftijd de Engelse ambassadeur vergezellen naar Parijs, toch is hij aan het Engels hof niet gewild omwille van zijn godsdienstige overtuiging. Hij zoekt dan zijn toevlucht in Duitsland bij graaf von Braunschweig te Wolfenbüttel, waar hij de Antwerpse luitspeler Gregorius Huet ( Gregor Howett of Huwet ) ( 3 ), ca. 1550 - ca. 1620, leert kennen, en daarna bij de landgraaf von Hessen.

Tijdens een Italiëreis concerteert hij in Venetië en Florentië. Nadat hij een aanbod van de paus heeft afgewezen, neemt hij in 1598 aan om in dienst te treden van koning Christian IV van Denemarken. Acht jaar later wordt hij uit zijn ambt ontzet tijdens de afwezigheid van de koning. Thomas Cutting, luitist van koningin Anne van Engeland, zal zijn plaats innemen van 1607 tot 1611. In 1612 komt John in dienst van Karel I van Engeland en blijft er tot zijn dood in 1626. Zijn zoon, Robert Dowland, volgt hem op.

Dowland is ook een ontwikkeld man die zowel in het Latijn als in het Engels schrijft ( hij vertaalt uit het Latijn een theoretisch werk over muziek, in vier delen, “Micrologus” van Ornithoparcus, echte naam Andreas Vogelsang, Duitsland, ca. 1485 - ca. 1536 ). Hij behaalt de titel «Bachelor of Music» in 1588 te Oxford en in 1597 te Camhridge. Hij is nu, zoals hij op het titelblad van zijn «First Booke of Songes» vermeldt :

«Bacheler of Musicke in both the Universities».

Tot de werken van John Dowland behoren de drie hoeken «Ayres» ( het eerste verschijnt in 1597 : The first booke of songes or ayres of fowre partes, with tableture tor the lute ) en A pilgrims solace, ieder met een twintigtal liederen. Deze liederen doen fris en modern aan, ook al stammen ze uit de Elizabethaanse tijd. De begeleiding is contrapuntisch. Ook de teksten zijn zorgvuldig door Dowland gekozen. Daar deze teksten hun natuurlijke zegging moeten behouden ( met b.v. de klemtonen op de sterke maatdelen ) , zal de maatindeling afwisselen waar nodig ( 2/2 3/2 . . . ).

In het tweede «Booke of songes» bevindt zich het lied Flow my tears. De tekst, die blijkhaar na de muziek (Lachrimae ) geschreven is, vormt met de muziek een waar geheel :

 

Flow my tears.

Flow my tears fall from your springs,

Exilde for ever : Let mee morne

where nights black bird hir sad infamy sings,

there let mee live forlorne.

 

Downe vaine lights shine y ou no more,

No nights are dark enough for those

that in dispaire their last fortuns deplore,

light doth but shame disclose.

 

Never may my woes be relieved,

since pittie is fled,

and teares, and sighes, and grones my wearie dayes,

of all ioyes have deprived.

 

Fro the highest spire of contentment,

my fortune is throwne,

and feare, and griefe, and paine for my deserts,

are my hopes since hope is gone.

Harke you shadowes that in darcknesse dwell,

learne to contemne light,

Happie, happie they that in hell

feele not the worlds despite.

 

Het is echter de solomuziek voor luit die van John Dowland de leidende figuur maakt. Zijn muziek wordt teruggevonden in alle luitbundels van zijn tijd en zelfs honderd jaar later worden zijn werken nog steeds herdrukt. In 1604 verschijnt een verzamelwerk met daarin Lachrimae or seven teares figured in seven passionate pavans, en verder galliards, allemandes enz. Alle zeven pavanes zijn gecomponeerd op hetzelfde thema; de mooiste zijn Lachrimae, het rustige, poëtische The King of Denmark's galliard en Captain Digorie Piper's galliard. Deze pavanes zijn van een zeer verfijnde vorm, wat doet veronderstellen dat ze bedoeld zijn als zelfstandige muziek, minder als dansmuziek.

De neerslachtigheid waaraan Dowland voortdurend onderhevig is, komt nog in andere titels tot uiting : Semper Dowland, semper dolens (zoveel als : Dowland is steeds bedroefd) en Melancholy galliard, hoe tegenstrijdig dit laatste ook moge klinken. Voor de koningin schrijft hij Queen Elizabeth's galliard.

De andere werken van Dowland zitten verspreid in bundels van die tijd. Verscheidene van zijn werken kennen we dank zij zijn zoon Robert Dowland ( Varietie of lute-lessons, 1610 : negen stukken; A musical banquet, 1610 : drie stukken ), Anthony Holborne, ca. 1540-1602 ( Pavans, galliards, almains, and other short aeirs, both grave and light, 1599 ) en Robert Johnson ( 1583-1633 ).

John Dowland draagt zijn werken op aan invloedrijke personen met de duidelijke bedoeling er financieel voordeel uit te halen of gunsten te bekomen. Hij maakt echter uitzondering voor Digory Piper, een piraat !

Het volledig werk van John Dowland is uitgegeven door Diana Poulton bij Faber, Londen en bij University of California Press : John Dowland, his life and works ( 520 blz. ) .

John Dowland sterft in 1626 en meteen droogt de bron van goede luitmuziek in Groot-Brittannië op. Dowland wordt gerekend bij de grootste liedcomponisten van alle tijden.

 

( 1 ) John Dunstable ( ca. 1385-1453 ), Engels componist, de beroemdste polyfonist van zijn tijd, die een zeer grote invloed uitoefende op de Nederlandse “Boergondische muziek”. Hij is een van de eersten die een organisch gebouwde mis componeert ( d.i. een mis waarvan de delen onderling verwant zijn ) .

( 2 ) Henry Purcell ( ca. 1658-1695 ), Engels componist. Schrijft wereldlijke en religieuze muziek zowel vokaal als instrumentaal. Hij componeert ook toneelmuziek en één opera, Dido and Aeneas ( hij schrijft wel tussenspelmuziek voor verschillende opera's, een soort modeverschijnsel van die tijd ). Verder schrijft hij ook liederen met begeleiding van basluit, o.m. in Orpheus Britannicus.

( 3 ) Gregorius Huet ( Huwet, Howett ), ca. 1550 - ca. 1620; alhoewel zijn naam in de 16de eeuw in Engeland vrij veel opduikt, is weinig over hem bekend. Hij komt uit de Nederlanden, is veel jaren in dienst van de hertog van Brunswijck te Wolfenbüttel, waar hij John Dowland ontmoet. Hij schrijft een Fantasia, «Composed by the most famous Gregorio Huwet of Antwerpe : Lutenist to the most high and mightie Henricus Iulius, Duke of Brunswicke...».