BAGATELLE
(
Fr. : van het Italiaanse Bagatella = kleinigheid, van weinig waarde ) Klein,
intiem muziekstuk, meestal voor piano, geschreven in liedvorm. De bagatelle komt
reeds voor bij François Couperin in zijn 'Pièces de Clavecin', uit 1717, maar
krijgt voor het eerst algemene bekendheid in de 2de helft van de 18de eeuw
wanneer de naam ook voorkomt in de titel van verschillende bundels, o.m. 'Mille
et une Bagatelles' ( ca. 1753 ) en 'Musikalische Bagatellen', uit 1797. Met zijn
drie bundels 'Bagatelles pour le pianoforte', op. 33,119 en 126, brengt
Beethoven ook dit genre op hoger peil. Uit de 20ste eeuw zijn o.m. bekend : de
14 Bagatelles op. 6 van Bartók ( voor piano ) en de 6 Bagatelles op. 9 van
Weber ( voor strijkkwartet ).
BALLADE
(
van het It. : ballata = een dans, van het werkwoord ballare = dansen )
De
uitdrukking is te beschouwen als gelijkwaardig aan 'sonata' = muziekstuk voor
een instrument en 'cantata' = zangstuk.
De
betekenis van het woord is echter in de loop der eeuwen dikwijls gewijzigd en
geeft tegenwoordig aanleiding tot uiteenlopende definities.
In
Italië was 'ballata' aanvankelijk een lied, dat in dansmaat gezongen moest
worden, begeleid of afgewisseld met dans. In de literatuur zijn balladen
doorgaans verhalende verzen in strofen, gewoonlijk gevolgd door een moraliserend
slotvers, in het Frans 'envoi' geheten. Dit envoi gaat gewoonlijk gepaard met
een opdracht aan een vooraanstaand persoon. Later werd de betekenis uitgebreid
tot historische, satirische, politieke, sentimentele en andere verzen.
In
deze gedaante werd de uitdrukking ballade opnieuw door de muziek overgenomen,
zonder dat zij nog iets met dansen te maken had. Zij wordt zowel voor
instrumentale als voor vocale muziek aangewend. Vooral in de romantiek werd aan
vele composities de titel van ballade gegeven ( Schubert, Chopin, Liszt, Brahms,
Grieg, Fauré e.a. ).
BARCAROLLE
(
Fr. ; Ned. : gondellied; Venetiaans : barcarola; It. : barcaruola ).
Oorspronkelijk een volkslied van Venetiaanse oorsprong, in 6/8 of 12/8 maat.
Door de gondeliers als romance gezongen. Is zeer vroeg als gecomponeerde vorm
opgetreden. Lully, Schubert, Schumann, Weber, Rossini, Auber, Gounod, Chopin,
Offenbach componeerden barcarolles.
Augustin
Barrios Mangoré ( 1887-1945 )
Paraguay.
Werken : «La cathedral», «Danza Paraguaya», «Las Abejas», «Choro da
Saudade», «Oracion», «Preludio», « Vals», «Himno Guarani», een kwartet
voor 3 stemmen en gitaar.
Basse
danse
(
Italiaans : bassa danza ). Benaming van langzame 15de-eeuwse hofdans. 1ste
vermelding in het Spaanse gedicht “ La Danza de la Muerta “ ( ca. 1400 ).
Oudste beschrijving en muziek : hs. Van Maria van Bourgondië.
BERCEUSE
(
Fr.; Eng.: lullaby ) Wiegelied.
Een
karakterstuk, met een bepaald ritme ( meestal in wiegende 6/8 maat ) en een
ostinate bas. De Berceuse komt vooral voor in de pianomuziek : Schumann, Chopin,
Liszt, Grieg, Brahms, Fauré, Reger e.a.. Bij componisten van tweede rang komt
ze niet zelden terecht in het kader van de salonmuziek.
BESARD
( Besardus ), Jean Baptiste ( Vesontinus )
(
°Besançon ca. 1567 - † ca. 1625 waarschijnlijk in Zuid-Duitsland )
Fransman
- Luitvirtuoos en dilettantcomponist. Leerling van Lorenzini. Was tevens
rechtsgeleerde, medicus en literator. Hij publiceerde twee verzamelingen
luitmuziek : Thesaurus harmonicus ( 1603 ) en Novus partus... Musicae ( 1617 ).
Bolero
Spaanse
dans, waarschijnlijk omstreeks 1760 door de danser Zerezo uitgedacht,
betrekkelijk snel van ritme, in 2/4 of ¾ maat, begeleiding met gitaar en
castagnetten. Vijf delen : Paseo ( wandeling ), traversias ( verandering van
plaats ), differencias ( verandering van passen ), traversias en finale.
BOOGIE
WOOGIE
1.
Jazzterminologie voor ritmisch obstinate Alberti-bas in de jazzmuziek, doorgaans
uitsluitend op de piano gerealiseerd.
2.
Jazzmuziek, met overwegend zo'n soort baspartij.
Bossa
nova
De
bossa
nova is een muziekstijl
die eind jaren vijftig van de vorige eeuw is ontstaan
in Amerika vanuit de Braziliaanse samba ( als basisritme ) en beïnvloed door de
jazz.
Hierboven een voorbeeld van het basisritme dat op een gitaar gespeeld zou kunnen
worden.
Bossa nova klinkt erg warm en sensueel, altijd rustig en nooit agressief.
Grondlegger van de bossa nova-stijl is de Braziliaanse gitarist-zanger-componist
João Gilberto, die in de eerste plaats de composities van Antonio Carlos Jobim
een meerwaarde gaf en ze naar een groot publiek bracht.
Bossa Nova werd wereldwijd populair en kreeg vooral aandacht van Amerikaanse
jazzmusici, zoals saxofonist Stan Getz, die er gigantische successen mee
scoorde, het grootste met het duo-album Getz/Gilberto. Ella Fitzgerald en Frank
Sinatra maakten albums, volledig gewijd aan het werk van Jobim.
Waarschijnlijk is Jobim’s “The Girl from Ipanema”, onder andere uitgevoerd
door Astrud Gilberto het bekendste bossa nova-nummer.
De film “Orfeu Negro” uit 1959 van Marcel Camus ( Gouden Palm op het
Filmfestival van Cannes en Oscar en Golden Globe voor de beste buitenlandse film
) had, vooral wegens de soundtrack, een grote invloed op de verspreiding van de
bossa nova in Latijns-Amerika, de VS en West-Europa. Antonio Carlos Jobim en
Luiz Bonfà tekenden voor de muziekscore die de sfeer van de film in grote mate
bepaalt.
Talloze composities van Jobim zijn standards geworden, de muziek van de
legendarische componist wordt nog steeds wereldwijd uitgevoerd door diverse
artiesten.
BOURRÉE
Franse
volksdans, oorspronkelijk uit Auvergne. Gematigd tempo, 4/4 maat met nadruk op
derde tel. De latere bourrée, b.v. uit Languedoc, wordt in 4/8 of allabrevemaat
genoteerd. Blijkens de brieven van Mme de Sévigné, zou de bourrée niet vóór
1766 aan het Franse hof als gezelschapsdans geïntroduceerd zijn. In suites en
partita’s wordt reeds in de 17de eeuw aan de bourrée een sneller tempo (
allegro ) verleend.
Branle
Algemene
benaming voor de 16de-eeuwse volksdansen in groepsvorm. Etymologisch van
“bransler”, waarmee een balancé-beweging werd aangeduid. Kenmerkend voor de
branle waren de zijwaartse passen. De voornaamste choreografische figuur was de
rei, geleid door een voordanser. Bijna alle Franse provincies bezaten een eigen
branle : branle de Pitou, branle de Bourgogne, enz. “Passepied” en
“Triori” waren branles respectievelijk van Opper- en Neder-Bretagne. De
“gavotte” was de branle van Gap ( bewoners : Gavots ). In de loop van de
16de eeuw werd de branle in Frankrijk een gezelschapsdans en sinds de regering
van Hendrik III werden de hofbals ingezet met een branle simple ( matig tempo,
binaire maat ), een branle gai ( betrekkelijk vlug, ternaire maat ) en een
branle double (matig tempo, binaire maat). Als gezelschapsdans verwierf later de
gavotte een heel ander karakter dan de overige branles.
Broca
José ( 1805 - 1882 )
Although mainly self-taught, Broca had some lessons in his youth from the celebrated Dionisio Aguado. After a period in the french army he established himself as a teacher and
performer in Barcelona, and he was renowned in particular for his elegant playing of the works of Sor. In addition he introduced some of the more important Aguado studies from
the latter's Method into his concert programmes, a practice which has continued into this century. He was a friend of Julian Arcas and the teacher of Jose
Ferrer.
He was a Spanish composer. According to Fred Noad, Broca was a student of Aguado but mostly self-taught. He was established in Barcelona and renown for his
playing of works by Sor and Aguado. Broca's works are elegant pieces in a similar style to Tarrega, but written
much earlier.