A
Start Componisten Varia Vormen Partituren-mp3 Links

 

Omhoog

A-B-A

Veelvuldig aangewende formule om drieledige muzikale frasen en vormen te kenmerken. Hierin is het derde fragment van een melodie of het derde onderdeel van een compositie hetzelfde als het eerste. In een grotere compositie kan elk deel op zich nog betrekkelijk uitgebreid zijn en soms zelf nog weer uit verschillende delen bestaan. Bekende A-B-A vormen zijn onder meer de mars  ( hoofddeel - trio - herhaling van het hoofddeel ) en het menuet ( id. ). Treedt in het laatste deel een wijziging op ten opzichte van het eerste, dan wordt deze vorm aangeduid als A-B-A', zoals de sonate- of hoofdvorm (expositie - verwerking ( doorwerking ) -reëxpositie ( reprise )).

 

Adam, Adolphe

Adolphe Adam ( 1803 — 1856 ) was een Frans componist en recensent. Hij werd geboren in Parijs, waar zijn vader componist, pianist en muziekonderwijzer was. Charles werd als amateur toegelaten op het Conservatoire national supérieur de musique van Parijs. Zijn eerste compositie was een operette, Pierre et Catherine, die voor het eerst in 1829 in de Opéra-Comique werd opgevoerd.
Adam was een componist, die het leven van de zonnige kant zag en het componeren niet als werk, maar als een soort van tijdverdrijf c.q. amusement zag. Dit ging zeker op voor de balletten die hij schreef, waarvan hij zei zijn inspiratie te halen, door naar het "benenwerk" van de dansers te kijken. Het grootste deel van zijn werk is lichtvoetig en in hoofdzaak geschreven in de traditie van zijn leermeesters François Adrien Boieldieu en Daniel Auber. Zijn oeuvre bestaat uit zo'n 90 werken, die zijn onder te verdelen in opera's, ( qua genre uitgevoerd als opéra comique of singspiel ), vaudevilles, balletten, incidentele muziek en theatrale cantates. In 1847 richtte hij het Théatre National op en was vanaf 1849 professor in compositie aan het Conservatoire national supérieur de musique. Adam overleed in Parijs op 52-jarige leeftijd.

 

ADRIAENSEN, Emanuel

( ca. 1583 - Antwerpen, 27.2.1604 ). Zuid-Nederlander - Luitspeler en componist. Bij Phalesius te Antwerpen publiceerde hij drie bundels luitmuziek, zoals gebruikelijk opgetekend in de tabulatuur voor dit instrument :  Pratum musicum…, 1584; Novum Pratum musicum ..., 1592; Pratum musicum ... editio nova ..., 1600. Elke bundel omvat ca. 85 fantasieën, lied­ en danstabulaturen, waarbij, naast zeldzaam oorspronkelijk werk, meerdere bewerkingen voorkomen van De Rore, Lassus, Berchem, De Monte, Waelrant e.a..

 

ALBERTISCHE of ALBERTIJNSE BAS

Stereotiepe figuren welke vooral bij klaviermuziek in de begeleiding worden aangewend. Onder de zelfstandige melodie beperkt deze zich tot het geven van een harmonische ondergrond, zonder melodische of contrapuntische bijbedoeling. Deze vorm van begeleiding, welke voor het eerst systematisch werd toegepast door Alberti, D. en waarvan talloze voorbeelden aangewezen kunnen worden in de pre-klassieke en klassieke muziek, bestaat uit een eenvoudig breken van de drieklank.

 

 

 

Alfonso Nicolas

Echte naam Nicolas Perez-Fernandez. Geboren te Santander ( Spanje ) in 1913. Begon de gitaarstudie op 26-jarige leeftijd. Gaf zijn 1ste concert in 1945 te Barcelona. Verblijft sinds 1950 in België. Aangesteld als gitaarleraar aan het Koninklijk Muziekconservatorium te Brussel in 1965.

Vormt een gitaarduo met zijn echtgenote Ilse Laforce en doet wereldconcertreizen.

Gaf meerdere recitals waarbij hij onder meer uitvoerde het Concierto de Aranjuez van Joaquin Rodrigo en de concerti van Raymond Baervoets, René Barbier en Heitor Villa-Lobos.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ALLEMANDE

 

( Fr. ) Oude dans in tweedelige maat en in rustig tempo, van Duitse oorsprong; komt reeds vroeg voor in Franse en Nederlandse liedboeken. Na ca. 1650 en vooral in de 18de eeuw wordt de allemande de eerste van de vier hoofddansen van de Franse suite : Allemande, Courante, Sarabande, Gigue. De allemande begint als regel met een opmaat van achtste of zestiende noot.

 

GESCHIEDENIS

Omstreeks 1575 ontwikkelde zich een nieuwe vorm van reidansen in tegenstelling tot de oude pavane, nl. de Deutsche Tanz, de Allemande. De allemanden van 1600 zijn werkelijke dansstukken om te dansen, van eenvoudig volks ritme in tweedelige maatsoort en hebben nog niet de verplichte opmaat, die later algemeen wordt. In de tijd van J.S. Bach heeft de allemande het werkelijke danskarakter verloren en is meer instrumentaal geworden.

De levendige dans, allemande, gebruikelijk in Zwaben en in Zweden, heeft met de oude allemanden niets te maken, maar staat dichter bij de Schnellwals ( vlugge wals ); de Deutschen Allemanden of Alla Tedesca bij Beethoven en andere componisten zijn zulke Schnellwalsen.

 

 

 

Anglaise

Franse benaming hoofdzakelijk gebruikt in Duitsland ( 2de helft 18de eeuw ) voor de contra-dans in colonne uitgevoerd, naar het voorbeeld van de Engelse “ Longways “. Dit in tegenstelling met “ française “, de quadrille-vorm. Meestal in 4/4 of 6/4.

 

 

 

Arbeau Thoinot

 

Anagram voor Jehan Tabourot. Geboren te Dijon in 1519 en overleden te Langres in 1596.

Fransman-Choreograaf, stammend uit een burgerlijke familie-zijn vader was raadsheer van de koning en procureur te Dijon-werd Jehan Tabourot kanunnik te Langres en publiceerde in 1588 zijn Orchéosographie et traité en forme de dialogue par lequel toutes personnes peuvent facilement apprendre et pratiquer l’honneste exercice des dances. Van die uitgave zijn slechts 3 exemplaren bekend. 2de uitgave : 1596, heruitgegeven door Laure Fonta, 1888. Engelse vertaling door C.W. Beaumont, Londen 1925 en New York 1948. Gedeeltelijke Duitse vertaling in Czerwinski, Die Tänze des 16. Jahrh., 1878. Geschreven als dialoog tussen Arbeau en zijn leerling Capriol. Met opgave van de muziek worden de dansen en de danspassen duidelijk verklaard. Het boek vormt met de werken van Arena, Caroso en Negri een van de belangrijkste bronnen voor de kennis van de 16de-eeuwse dansen, zoals de verschillende branles, de pavane, de galliarde, de courante, enz. Ook de 15de-eeuwse basse danse wordt erin beschreven.

 

 

 

ATONALITEIT

( Gr. : 'a' niet, en 'tonos' toonaard, toon )

Betekent zonder het verband van een tonaliteit. Tegenstelling : tonaliteit. Onder atonaliteit wordt verstaan het voor het oor schijnbaar volledig uitblijven van elke onderlinge aantrekkingskracht van de akkoorden in verband met een hoofdtoon : de tonica. De atonaliteit is een ontwikkeling uit de chromatische harmonie en contrapunt; zij is gegroeid uit de polytonaliteit, die op haar beurt is voortgekomen uit een volkomen natuurlijke ontwikkeling van de homotonaliteit ( canon, geaccentueerde doorgangsnoten, orgelpunt, enz. ). Indien men het zo beschouwt is de atonaliteit in wezen een verruiming van het begrip tonaliteit.

Schoenberg, in zijn tweede periode, luidt de atonaliteit in, waarbij zijn akkoorden niet meer 1 hoofdtoonsoort, die van de tonica, hebben.

De atonaliteit is historisch gezien vooral verbonden met het Duitse expressionisme. Hoofdvertegenwoordigers waren : A. Schoenberg, J.M. Hauer, A. Webern, Alban Berg, A. Haba, Ernst Krenek, H. Jelinek; ook hebben P. Hindemith, K. Weill, B. Bartok en I. Stravinski, zij het sporadisch, atonale muziek geschreven.

 

 

 

 

     4-stemmige atonale canon van J. M. Hauer

 

 

 

 

Attaignant Pierre

In Frankrijk verschijnen de eerste luittabulaturen pas in 1529 bij Pierre Attaignant ( ca. 1533 ), een van de eerste muziekdrukkers van Parijs. In 1529 verschijnt Très brève et familière introduction pour apprendre par soy mesmes à jouer toutes chansons reduictes en tabulature du lutz avec la manière d'accorder ledict lutz. Het bevat o.m. vijf preludes en transcripties van vokale muziek. In 1530 volgt Dixhuit dances garnies de recoupes et tordions met 64 dansen waaronder 18 «basses danses», 9 pavanes, 15 gaillardes, 19 branles en liederen.

 

 

 

PRUDENT LOUIS AUBERY DU BOULLEY

 

( geb. te Verneuil, 9 december 1796; aldaar februari 1870 )

Was een leerling van Monsigny, Mehul en Cherubini en studeerde muziek aan het Parijs-Conservatorium tot 1815. Hij studeerde ook gitaar onder Ferdinand Carulli. Hij kwam naar Londen in 1815, waar hij talrijke gitaar-solo's publiceerde; duo's voor twee gitaren en liederen voor gitaarbegeleiding.

Teruggekeerd in Frankrijk schreef hij verschillende theoretische verhandelingen en methodes, bevattende zijn Op. 118 : „Een volledige methode voor de gitaar”. Hij had al eerder een methode voor de gitaar gepubliceerd in het Spaans : Op 42.